naar Referendum 2005 - thuispagina
VIERDE STAATSRECHTELIJK BEGINSEL:                                  terug naar hoofdpagina ...


Een democratische Grondwet beschermt tegen willekeur
door het waarborgen van de 'scheiding van machten'
en de 'controle van de machten'.
    


Het door Montesquieu geschreven "L'esprit des lois" [Over de geest der wetten] bevat ongetwijfeld het beste idee ooit in de geschiedenis van de Mensheid: alle machten hebben een natuurlijke en mechanische neiging tot machtsmisbruik. Ten einde de mensen tegen tirannie te beschermen, is het dus wezenlijk, allereerst, om die machten te scheiden, en vervolgens, om een controle van die machten te regelen; dus geen vermenging van de machten en geen macht zonder tegen-macht.

Aldus zegt het volk: "Jij maakt de wetten, maar je voert ze niet uit. En jij voert de wetten uit, maar je mag ze niet zelf opstellen". Op deze wijze beschikt geen van de machten over de middelen om een tiran te worden.

"Aan de andere kant, indien één van de machten het gedrag van de andere onaanvaardbaar acht, kan zij die andere macht afzetten: de kamer kan de regering doen aftreden, en de regering kan de kamer ontbinden. In beide gevallen wordt er dan beroep gedaan op arbitrage door het volk (verkiezingen), het volk dat de enige oorsprong van alle machten moet blijven."

Dat is dus het beste idee van de wereld, en de uiteindelijke oorsprong van onze dagelijkse gemoedsrust.

Deze democratische grondbeginselen worden onder de voet gelopen door het "grondwettelijk verdrag" dat, tegen het bovenstaande in, alle machten in handen legt van het "uitvoerende" stel gevormd door de Raad van Ministers + Commissie: zo zullen èn de wetgevende macht (de Europese uitvoerende instantie heeft mag als enige wetten voorstellen), èn de uitvoerende macht, èn de rechterlijke macht (het is de uitvoerende instantie die wel of niet rechterlijke stappen onderneemt ten einde de Grondwet te laten respecteren), in één hand samen liggen!

Met het mengen van de machten verliezen we een eerste verdedigingslinie tegen tirannie!

Met dezelfde logica onthoudt deze tekst ook elementaire en wezenlijke machten aan het Parlement die er traditioneel wel aan worden verleend door het algemene kiesrecht via rechtstreekse verkiezingen: het Europese parlement mag geen wetsvoorstellen doen.

Dit gebrek is onaanvaardbaar; onderhandelingen daarover zijn absoluut niet mogelijk. We zouden gek zijn als we dit doorgang zouden verlenen.

Het Europese parlement heeft trouwens ook geen enkel betrouwbaar middel om een andere richting te geven aan het beleid dat door de uitvoerende instantie wordt gevoerd. In het beste geval heeft het slechts een gedeeld recht om te beslissen over wetsvoorstellen. Er is zelfs een reeks van onderwerpen waarover het helemaal geen zeggenschap heeft!

Veel lieden die "verantwoordelijkheid" dragen binnen de Europese uitvoerende instantie, de commissarissen om te beginnen, maar vooral ook lieden in de Raad van Ministers, stellen beperkende regels op zonder echter daarover rekenschap af te hoeven leggen aan wie dan ook in het Parlement. Een enorme macht zonder tegen-machten.

Het Europese Parlement kan nooit de schuld leggen op een commissaris, het kan slechts de commissie als geheel doen aftreden en dat alleen om strafrechtelijke redenen, niet om het beleid van commissie af te straffen. Dit beperkt de invloed van het Parlement aanzienlijk. Het Europese Parlement is niet bij machte de Raad van Ministers te doen aftreden, die dus aan echt niemand verantwoording hoeft af te leggen.

Een voorbeeld van de almacht van de commissarissen: de commissaris belast met de internationale handel is de enige vertegenwoordiger voor de Unie in alle internationale handelingen (WTO etc.). Deze man alleen beschikt dus over een duizelingwekkende macht. Om die reden is het hij die onderhandelt over de GATS (Algemene Overeenkomst over Handel in Services) voor de diensten, d.w.z. Bolkestein's richtlijn maar dan op wereld niveau) in naam van alle Europeanen, maar dan wel in het diepste geheim: hij legt geen enkele rekenschap af aan het Parlement betreffende de onderhandelingen die hij voert over een akkoord dat niettemin het leven van alle Europeanen grondig zal veranderen, en het Parlement kan hem niet dwingen rekenschap af te leggen. We zien dus al een aantal tastbare tekenen van afdrijving richting tirannie. En het "grondwettelijk verdrag" vergrendelt voor lange tijd een uit balans geraakt systeem dat dit mogelijk maakt.

Met het verzwakken van de controle door het parlement verliezen we een tweede verdedigingslinie tegen tirannie!

In de handboeken voor politicologie-studenten wordt dit al twintig jaar preuts het "democratisch tekort van de EU" genoemd wordt. Dit is een nogal milde formulering, waarachter in feite volksverraad schuilt van de volkeren die te veel vertrouwen hebben in degenen die zij hebben aangewezen om hen te verdedigen.

Deze historische achteruitgang, deze slopende ziekte van de democratie, zou in alle gesprekken tussen burgers geanalyseerd moeten worden: van alle Europese instellingen is het Parlement de enige die de volkssoevereiniteit draagt door het algemeen kiesrecht via rechtstreekse verkiezingen maar waarvan de wetgevende èn controlerende macht ontnomen wordt, terwijl een hoogstgevaarlijke vermenging van machten werkelijkheid wordt in de handen van een uitvoerende instantie die nauwelijks verantwoording schuldig is.

Dit zal alleen maar leiden tot willekeur.

Hoe kan het toch zijn dat politieke analysten en verslaggevers daarover maar niet uitweiden als zou het van ondergeschikt belang zijn? Is het soms Europa koste wat het kost? Wat voor een Europa dan ook? Zelfs als zij niet-democratisch is? Mogen we er niet eens over praten zonder voor anti-europeaan uitgemaakt te worden?

Ze zeggen ons: "deze tekst is beter dan de voorgaande, je moet wel gek zijn om geen vooruitgang te willen boeken". Verzwegen wordt dat met deze tekst niet alleen vooruitgang wordt geboekt: door in te stemmen zouden we voor het eerst volkssteun geven aan de bedenkers van de tekst, die er zich tot dusver aan hebben onttrokken, en we weten met welk resultaat, welke we dan zouden verstollen, bevriezen, bekrachtigen en versterken.

Het tekstvoorstel is beter dan de voorgaande in de zin dat zij duidelijk onaanvaardbaar is, en erg gevaarlijk.

Montesquieu zal zich wel omdraaien in zijn graf.

De voorstanders van het verdrag stellen het als een grote vooruitgang dat onder deze tekst het Parlement voortaan over de begroting zal stemmen. Realiseert u zich nu hoe ernstig de huidige situatie dan wel niet is? Vandaag de dag mag het Parlement dus niet eens over de begroting stemmen! Wat we in ons achterhoofd moeten houden is dat, als het Parlement zwak staat, dan zijn het de burgers die zwak staan.

Deze onmiskenbare vooruitgang aangaande de begroting is een kunstgreep die het onaanvaardbare zwaktepunt niet moet verkappen: indien de burgers zelf goedkeuren dat hun Parlement definitief geen wetsvoorstellen mag doen, dan plegen ze politiek gezien hara-kiri.

Wat een droevige situatie zou het toch zijn als, paradoxaal genoeg, de slecht geinformeerde volkeren zelf de achteruitgang accepteren in de controle door het parlement, dat wil zeggen, in de voornaamste verdedigingslinie die hen beschermt tegen de ontrechtvaardige wet van de sterkste.

Het zou dan voor de burgers ook geen zin meer hebben om zelf na te denken en een politiek mening te hebben daar het doorgeefluik van het Parlement (de enige instantie die onze individuele politieke meningen kan omzetten in beslissingen en algemene rechterlijke regelgevingen) immers zou verdwijnen.

Degenen die rondbazuinen dat, voor het eerst, een verzoek namens één miljoen burgers voldoende zal zijn om een volksraadpleging te doen houden, zijn leugenaars of kunnen niet lezen: het verdrag omschrijft slechts het armzalig recht om een verzoekschrift in te dienen, zonder enige dwingende beperkingen voor de Commissie, die slechts verzocht kan worden erover na te denken en die het voorstel zonder meer in de prullebak kan laten verzeilen zonder enige rechtvaardiging.

Eveneens worden overal de mooie, en gulle, algemene doelstellingen rondbazuind, die echter zonder uitvoeringsrichtlijnen geen beperkende kracht hebben, en die op die manier valse hoop wekken.

De tekst doet zo'n beetje overal aan gezichtsbedrog om een dodelijke ziekte voor de democratie te verkappen: gedurende de laatste vijftig jaar zijn de nationale uitvoerende instanties namelijk bezig geweest zich beetje bij beetje en steels te ontdoen van de controle door het parlement, terwijl daarbij schaamteloos het tegenovergestelde wordt beweerd.

De politici aan de macht zijn echter niet eigenaar van de soevereiniteit van het volk, welke zij slechts tijdelijk belichamen: noch de regering, noch het parlement mag die soevereiniteit verloochenen (of in beslag nemen); alleen het volk zelf heeft er rechtstreeks en terecht aanspraak op.

Zogezien hebben de vele regeringen die dit grondwettelijk verdrag liever langs parlementaire weg aannamen dan via een referendum door het volk, dus degelijk ontrouw gepleegd naar het volk toe -- het volk dat zo het recht tot debat is ontzegd, en tot rechtstreekse meningsuiting, waardoor het niet de mogelijkheid heeft gehad zich te weren tegen de achteruitgang in de controle door het parlement, en waardoor het nu onvermijdelijk blootstaat aan toekomstige tirannen.

Een volksoproer zou volkomen terecht zijn.

Deze minachting voor de volkeren en hun werkelijke keuzes, is een goede aanwijzing voor het gevaar dat groeit in het diepste geheim:
onze toppolitici, zowel links als rechts, hebben wantrouwen tegen democratie, en onthouden het ons met opzet, zij het op een geleidelijke doch geniepige wijze.

Is het niet aan rechtendocenten en journalisten om dit uit te leggen aan de burgers, jong en oud?





terug naar hoofdpagina ...